Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [36]granen zijn onder hun kluiten verrot, de [37]schathuizen zijn verwoest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord. 36. Het zaad, dat gezaaid is, is bedorven in de aarde, door grote hitte, gebrek aan tijdigen regen, of ander schade. 37. Waarin de schatten, dat is, landvruchten [gelijk Jer.41:8, enz.] plegen opgedaan en bewaard te worden; de korenhuizen, schuren, enz. zijn ledig en liggen woest, wil de profeet zeggen.